Gisteren was het eindelijk weer Koninginnedag! Koningsdag, bedoel ik. Het is deze week alleen maar de zesentachtigste keer dat ik deze fout maak. Koningsdag is voor mij gewoon nog steeds Koninginnedag. Een dag waarop het eigenlijk helemaal niet gaat over onze majesteit, maar vooral over gezelligheid, polonaise, hysterisch oranje, foute muziek en afdingen op troep tijdens de vrijmarkt. Maar bovenal gaat het om samenhorigheid.
Dat laatste is waar ik mij gisteren voor het eerst echt bewust van ben geworden. Wellicht komt het door de verharding van de maatschappij, verschuiving van de fatsoensnormen en de door de politiek beïnvloede afname van tolerantie, dat ik mij de afgelopen tijden niet thuis heb gevoeld in Nederland. Daar waar ik normaliter niet gevoelig ben voor de plaag die over Nederland heerst (lees: Wilders), moet ik toegeven dat ik na de recente politieke gebeurtenissen meerdere malen onjuist ben bejegend door autochtone medelanders.
Gisteren verdwenen die pijntjes; al was het maar voor even. De straten van Utrecht en heel Nederland waren gisteren niet alleen oranje. Alle kleuren zag ik terug in de golven van feestende mensen. Nederlanders, Marokkanen, Turken, Surinamers, Somaliërs, Polen, Irakezen en nog zo veel meer nationaliteiten vulden het hart van Utrecht. Zo veel soorten mensen, maar toch waren wij gisteren op die bijzondere Koningsdag één. Nederland was gisteren op haar mooist. Opdat het elke dag Koningsdag mag zijn!