Geboren in de Surinaamse zon, maar opgegroeid met de Nederlandse mentaliteit. Nouja, ze at ook Roti. En als ze iets ‘stouts’ deed, kreeg ze ervan langs. Dat was de strenge, maar rechtvaardige en liefdevolle opvoeding van Reshmay Majorie, die haar bracht tot waar ze nu is: eigenaresse van de dansschool ‘Moves!’ in Rotterdam-West, een achterstandswijk.
“Veel kinderen hebben talent, maar geen middelen deze te ontwikkelen. Het is mijn roeping dat mogelijk te maken.”
Op 1-jarige leeftijd namen haar ouders haar mee naar Nederland, op zoek naar een betere toekomst. Opa en oma woonden al een tijdje in Den Haag, dus gelukkig kwamen Reshmay en haar ouders, twee broers en zus terecht in een warm bad. Zeven jaar later verhuisde het gezin naar Gouda, waar ze één van de eerste buitenlanders in de wijk waren. Later werden daar veel meer mensen met verschillende achtergronden bijgeplaatst. Er kwam veel criminaliteit in de wijk, wat zorgde voor extra oplettendheid van de ouders van Reshmay. Ze moest niet met ‘verkeerde jongens’ omgaan, want dan stond haar thuis wat te wachten… dit zorgde ervoor dat Reshmay vriendschappen sloot met iedereen die op het goede pad wist te blijven.
Reshmay groeide op tussen de klanken van Michael Jackson en James Brown. Ze danste hierop voor de spiegel in haar kamer. Pasjes pikte ze uit de films ‘Electric Boogaloo’ en ‘Breakdance’. In haar opstel ‘Wat wil ik later worden’ dat ze schreef in groep 8, schreef ze dat ze dansjuf, danseres en artiest wilde worden. Om dit te bereiken, deed ze na haar middelbare schoolopleiding auditie op de dansacademie Codarts. Ondanks haar glimmende panty, kwam ze niet ver. Wat de films ‘Flashdance’ en ‘Fame’ haar niet verteld hadden, was dat ze jarenlang les nodig had om daar aangenomen te worden. Reshmay vond in haar buurt echter geen enkele dansles die haar aanstond, dus deed ze haar MAVO/ HAVO op een ‘normale’ middelbare school en trainde Reshmay ‘s avonds gewoon door in haar eigen kamer.
Pas toen Reshmay al jaren aan het werk was na haar HAVO, veranderde dit. Ze vond een hiphopschool in Capelle aan den Ijssel, waar ze heen verhuisde om dichtbij haar zusje te wonen. De danslessen hier vond ze leuk, maar waren nog nét niet wat ze zocht. Dit vertelde ze aan de baas van de school, die haar bij wijze van proef een eigen les gaf om haar eigen stijl neer te zetten. De leerlingen waren enthousiast en zo was ze hiphopdocente. Ook het Hiphophuis vroeg Reshmay haar moves over te brengen op de leerlingen en zelfs bedrijven en gemeentes wisten haar te vinden voor bepaalde beweeg- en dansprojecten. Door haar inmiddels gegroeide bekendheid als artiest en danslerares, werd haar een eigen locatie in Rotterdam aangeboden. Ze zou hier in samenwerking met andere dansers een eigen dansschool op kunnen zetten. Deze kans greep ze aan en binnen de kortste keren stroomde haar dansschool vol. Helaas duurde dit niet lang; toen de dansers waarmee ze samenwerkte een andere richting op wilde met de school, moest Reshmay vertrekken.
Omdat ze jongeren in achterstandswijken ook de kans wilde bieden hun talent te ontwikkelen, was ze enorm blij toen ze met haar leerlingen terecht kon in een wijkaccomodatie in Rotterdam-West. Inmiddels had ze haar soulmate gevonden, met wie ze de school runde. Deze groeide inmiddels zo snel, dat ze binnen een jaar benaderd werd door de dansschoolketen ‘Moves!’ met de vraag of ze hun naam wilde dragen. Op dit aanbod ging ze in en weer groeide het aantal leerlingen. In 2013 ging haar droom in vervulling: op een straat verder, nog steeds in haar Rotterdam-West, opende ze haar eigen dansschool. Hier geeft ze nu niet alleen dansles, maar is ze ook het aanspreekpunt voor jongeren en buurtbewoners uit de wijk.
Hoe heb je de dansschool altijd draaiende weten te houden?
“Ten eerste heb ik leren ondernemen door alle werkervaring die ik heb opgedaan. Ik heb gewerkt in de marketing en accountancy dus ik weet nu hoe ik promotie moet maken en de boekhouding moet doen. Mijn moeder heeft me ook altijd geleerd hard te werken, ieder gezinslid had thuis zijn eigen taak en vanaf mijn vijftiende had ik al mijn eerste baantje. We maakten het ons echter wel moeilijk, want de dansschool zat in een wijk waar veel gezinnen weinig geld hadden. Daarom werd vaak het lesgeld niet betaald en hebben we veel achterstanden gehad. We geloofden echter zo in de school, dat we ons eigen geld erin staken. We verdienden als freelancers geld door aan verschillende projecten mee te werken, zoals een campagne tegen loverboyz, en op te treden. Dat geld investeerden we in de school. Dankzij het cultuurfonds, een fonds van de gemeente Rotterdam dat cultuurlessen voor kinderen vergoedt, hebben we nu gelukkig minder achterstanden. Daarnaast promoot ik de school op social media en overal waar we komen, dus het aantal leerlingen groeit nog steeds.”
“Niemand mag onzichtbaar zijn”
Je hebt tientallen culturen in je school dansen. Hoe hou je die zo gemoederlijk bij elkaar?
“Ik geloof dat hoe je zelf bent en met mensen omgaat, uitstraalt op anderen mensen. Mijn moeder heeft me opgevoed met de gedachte alles met iedereen te delen en iedereen lief te hebben, van welk ras, cultuur of religie diegene ook is. Ik ging vroeger dan ook met iedereen om, maar ik ging nooit met de crowd mee. Ik hoorde nooit bij een bepaald groepje en dat hoefde ook niet, want ik kon met iedereen hangen. Dat straal ik ook uit in de dansschool. Ik wil dat mensen met een fijn gevoel uit mijn les gaan. Ik wil dus elke leerling kennen, niemand mag onzichtbaar zijn. Als je achterin staat, wissel ik de leerlingen voorin de klas naar achter en andersom, zo zie ik je toch. Als jij hier komt en je voelt je niet thuis, dan doe ik er alles aan om te weten waarom. Zo werd op een school waar ik een gastles gaf, een Afrikaans kindje gepest omdat ze slippers en tweedehands kleren droeg. Toen heb ik alle kinderen in een kring gezet en heb ik de Jordans van het meisje dat haar pestte, verwisseld met de slippers. Ik vroeg het meisje die toen de slippers aanhad, hoe het zou voelen als ik haar uit zou lachen. Ook legde ik uit dat het Afrikaanse meisje misschien slippers droeg omdat haar vader geen geld had voor dure Jordans. Ik vroeg hen naar gelijkenissen. Douch je? Bloedt je, als je je handen snijdt? Zo probeerde ik duidelijk te maken dat we allemaal hetzelfde zijn. Daarna gaf ik ze een knuffel en was het klaar. Die kinderen zullen niet meer pesten.”
Je dansschool bevindt zich in een achterstandswijk. Wat missen jongeren daar?
“Hun ouders werken vaak veel of doen hele andere dingen. Daarom hebben die kinderen daar vaak weinig contact met hun ouders. Zo hoeven ze vaak geen verantwoordelijkheid te nemen voor hetgeen dat ze doen en dat is verkeerd. Ik probeer nooit een big deal te maken van verkeerde dingen die ze doen, maar ik roep ze wel ter verantwoordelijkheid. Zo werd onze dansschool met oud en nieuw in de brand gestoken. Ik merkte dat iedereen wist wie het gedaan had, maar dat niemand echt wilde getuigen uit angst. Terwijl ik de jongens eigenlijk al vergeven had, maar ik wilde wel weten hoe dit kon gebeuren. Maar iedereen houdt hier dus elkaars hand boven het hoofd. Als je dat doet met kinderen, geef je denk ik niet echt om het kind. Want als ze niet leren om consequenties te dragen, doen ze morgen iets ergers en zo komen ze op het verkeerde pad terecht. Gelukkig heeft Aboutaleb gezorgd dat de schade hersteld werd, omdat hij het mooi vond te horen hoe ik erover dacht.
“Dat we geen subsidie krijgen en wij er ook hard voor moeten werken”
Je geeft ook les aan vrouwen met verschillende culturen. Wat kunnen zij leren?
“Die vrouwen praten vaak over hun problemen en verwachten dan vaak een oplossing van de overheid. Ik leer ze dat dit te makkelijk gedacht is, ze moeten ook zélf werken voor een oplossing. Velen denken dat wij onze dansschool ook ‘hebben gekregen’, maar dan vertel ik ze dat we geen subsidie krijgen en wij er ook hard voor moeten werken. In de zomer vorig jaar heb ik een event georganiseerd waar je een kraampje kon huren. Ik heb die vrouwen de kans gegeven achter zo’n kraampje te staan en iets te verkopen. Als ze geen winst maakten, hoefden ze niet voor het kraampje te betalen. Ik wilde ze laten proeven hoe het is om te ondernemen., want die stap was voor de meesten beangstigend. Maar één vrouw probeerde het. Ze had geen winst gemaakt maar was zó trots. Dat vind ik dan weer mooi om te zien; dat ze zelf aan een oplossing gewerkt heeft.”
“Iedereen is in de basis ook hetzelfde: we kunnen allemaal praten en we hebben allemaal handen en voeten”
In hoeverre moet je bij het helpen van mensen, rekening houden met hun geloof?
“Je moet met iedereen zijn cultuur en geloof rekening houden. Daarom zijn mannen niet welkom als ik bijvoorbeeld met Marokkaanse vrouwen sport. Ik weet ook welke dingen je beter wel en niet kunt zeggen in een bepaalde cultuur, dus daar hou ik wel rekening mee in een gesprek. Maar iedereen is in de basis ook hetzelfde: we kunnen allemaal praten en we hebben allemaal handen en voeten. Dus als ik een kind met problemen zie, maakt het me niet uit met welke cultuur hij of zij opgegroeid is en ga ik in elk geval het gesprek aan met de ouders. Hoe ik dat doe, ligt vooral ook aan de thuissituatie, niet zozeer aan de cultuur.”
“Ik denk dat Marokkanen en Surinamers meer op elkaar lijken dan we denken”
Jij bent een Surinaamse Christen en getrouwd met een Marokkaanse Moslim. Levert dat ooit problemen op?
“Eigenlijk niet. We zijn alletwee Moslim of Christen uit eigen overtuiging en dat verhaal hebben we met elkaar gedeeld. Zo leren we over elkaars geloof. De basis van onze religies zijn toch hetzelfde: liefde. Dat houdt ons sterk. Tuurlijk denk je vanuit je religie af en toe anders over bepaalde zaken. Bij ons is dat bijvoorbeeld de jihad. Het Christendom zegt ‘Wie het zwaard trekt, zal door het zwaard sterven’, dat wil zeggen dat je een ander niet pijn mag doen of mag doden. In ‘The Final legacy of Mohammed’ zag ik dat er tegen de ongelovigen gestreden moest worden in de naam van Allah. Over dat verschil praten we dan samen en daarna respecteren we het verschil en dan is het cool. Qua cultuur verschillen we niet echt. Het enige verschil, het eten, is alleen maar leuk. Hij maakt regelmatig Marokkaanse gerechten klaar en ik Surinaamse. Meer verschillen zijn er echt niet, ik denk dat Marokkanen en Surinamers meer op elkaar lijken dan we denken. In beide culturen staan bijvoorbeeld eten en familie hoog in het vaandel. Of misschien zijn we alle twee gewoon heel erg tatta geworden, haha.“
Veel jongeren willen dansen en artiest zijn. Zien jongeren dat beroep realistisch?
“Vaak zien ze dat wel als een roze droom, ze denken dat het makkelijker gaat dan het is. Veel dansers willen ook een school starten, maar weten dan niet hoe ze moeten ondernemen. Dat hebben ze niet op school geleerd. Daarom zeg ik altijd tegen de jongeren bij mij op school: doe een opleiding en leer je zaakjes te regelen. Wees geen domme artiest, want dan gaan ze er met je geld vandoor.”
Heb je nog een tip voor ambitieuze jongeren?
“Als je een droom hebt en je gelooft daar sterk in, kun je hem waar maken. Maar: werk er hard aan, denk niet dat het zomaar uit de lucht komt vallen.”